De vierde reis

Deze tocht blijkt de gevaarlijkste en moeilijkste van al zijn reizen te zijn.

In 1502 krijgt Columbus opnieuw toestemming om met vier schepen de zee op te gaan Deze keer reist ook zijn zoon Ferdinand mee. Columbus gaat op zoek naar de doorgang, die Marco Polo heeft beschreven, de straat Malakka tussen Maleisië en Sumatra. Voor de vierde keer gaat hij de Atlantische Oceaan over naar de verraderlijke wateren van de Nieuwe Wereld, die hij zelf 10 jaar geleden ontdekt heeft. Columbus heeft van  koning Ferdinand en koningin Isabella, bevel gekregen uit de buurt van Hispaniola te blijven, maar om een verwachte storm te overleven hij toch bij de haven van Santo Domingo voor anker gaan. Hij stuurt een matroos in een roeiboot naar de kust om toestemming te vragen. Columbus en zijn schepen zijn niet welkom op Santo Domingo en moeten vertrekken. Hij houdt zijn schepen dicht aan land en 70 kilometer ten westen van Santo Domingo vindt hij een hoefijzervormige baai. De storm is inmiddels zeer krachtig. Terwijl de matrozen de zeilen strijken, slaat de regen hen zo hard als hagel in het gelaat. De ankers worden uitgegooid. Drie schepen die meevaren in de vloot slaan los. Op een van deze schepen is Bartolomeo, de broer van Christoffel aan boord. Als de storm is gaan liggen blijkt dat alle schepen van de vloot nog drijven. Op 27 juli zeilt de vloot door de wateren ten westen van Cuba, waar het avontuur pas goed begint.  Als er na drie dagen zeilen land in zicht komt denkt Columbus dat hij aangekomen is in China. Van hieruit wil hij direct naar het zuiden reizen en neemt daarom niet veel tijd om aan land te gaan.

 

 

Bron 7: Kaart van koloniaal Santo Domingo. 

Door ongunstige stromingen en slecht weer wordt het een moeizame tocht naar het zuiden. Ze varen langs bananenbomen, palmen en moeras. In oktober bereikt de vloot het huidige Panama. Lange tijd varen ze tussen eilanden door naar de kust naar het zuiden. Columbus wil niet met lege handen thuiskomen en gaat op goudjacht. Ze varen in januari 1503 een baai in, die Columbus Bethlehem noemt. Hier ruilen ze met de indianen kralen tegen goud en omdat ze denken dat er nog meer goud te vinden is stichten ze een kolonie in Bethlehem. In deze kolonie bouwen ze acht huizen, een arsenaal en een grote loods waarin al het, nog te vinden, nieuwe goud opgeslagen moet worden. Een aantal bemanningsleden blijven om de kolonie af te bouwen onder leiding van Bartolomeo. De rest vaart naar huis. De schepen zijn nog niet weg of de indianen vallen de bemanning aan om hun land te beschermen. De Spanjaarden winnen en verdrijven de indianen het oerwoud in. Als Columbus ziet dat de watervaten op zijn schip leeg zijn keert hij met zijn schepen terug naar Bethlehem. Opnieuw worden ze aangevallen door indianen maar deze keer kunnen ze hen niet verslaan. Columbus besluit te vertrekken nadat ze nog olie, water en wijn hebben ingeladen. Door paalworm moet Columbus een van de schepen van zijn vloot opgeven. Ze zeilen verder naar het noorden. Het leven aan boord is zwaar. Rantsoenen raken op en er breken ziektes uit en een aantal bemanningsleden sterven. In juni 1503 bereiken ze de kust van Cuba. Hier leggen ze een paar dagen aan om aan te sterken en vervolgens te vetrekken naar Hispaniola. Vanwege de slechte staat van hun schip bereiken ze dat niet maar stranden ze in Jamaica. Columbus draagt zijn vriend Méndez op met een kano naar

Hispaniola te varen om bij hun rivaal hulp te vragen. Een jaar lang blijven ze in Jamaica wachten op hulp uit Santo Domingo. Gedurende het jaar krijgt de bemanning steeds minder eten van de indianen. De mannen lijden honger. Columbus gebruikt een volledige maansverduistereing, om de stamhoofden van de indianen bang te maken. In de almanak ziet hij dat er op 29 februari een volledige maansverduistering aankomt. Drie dagen voor het natuurverschijnsel roept hij de machtigste stamhoofden van het eiland bijeen. Hij vertelt hen dat de God van de christenen woedend is omdat de indianen de Spanjaarden te weinig eten brengen. Een waarschuwing voor de vreselijke straf die de god hun toebedacht heeft, zal over drie nachten volgen. Als op 29 februari de maan langzaam verdwijnt komen de indianen voedsel brengen. De Spanjaarden worden vanaf dat moment vetgemest. Na een jaar komt het schip vanuit Hispaniola en kan Columbus en zijn bemanning beginnen aan de terugreis naar Spanje. Méndez had al vrij snel Hispaniola weten te  bereiken, maar gouverneur 

De Ovando had 11 maanden lang geweigerd een schip naar Jamaica te sturen, zozeer haatte hij Columbus. De laatste reis van Columbus is mislukt. Een paar goudstukken was het enige dat hij mee teruggenomen heeft naar Spanje. Hij vertelt hen dat de God van de christenen woedend is omdat de indianen de Spanjaarden te weinig eten brengen. Een waarschuwing voor de vreselijke straf die de god hun toebedacht heeft, zal over drie nachten volgen. Als op 29 februari de maan langzaam verdwijnt komen de indianen voedsel brengen. De Spanjaarden worden vanaf dat moment vetgemest. Na een jaar komt het schip vanuit Hispaniola en kan Columbus en zijn bemanning beginnen aan de terugreis naar Spanje. Méndez had al vrij snel Hispaniola weten te  bereiken, maar gouverneur De Ovando had 11 maanden lang geweigerd een schip naar Jamaica te sturen, zozeer haatte hij Columbus. De laatste reis van Columbus is mislukt. Een paar goudstukken was het enige dat hij mee teruggenomen heeft naar Spanje.