In 1493 gaat Christoffel Columbus na zijn terugkeer van zijn reis voor het Spaanse hof werken, De Portugezen zijn er ook van overtuigd dat Columbus Indië heeft ontdekt en beginnen daarom aan een nieuwe expeditie te denken. De Portugezen zoeken steun in de strijd tegen moslims, waren op zoek naar volkeren om handel mee te drijven en zoeken een zeeweg naar Azië. Aan het Portugese hof ontstaat een tweestrijd of een reis rond de Kaap wel haalbaar en winstgevend is. De ene partij wil de handel in goud en slaven van de Afrikaanse westkust uitbreiden terwijl de ander partij de macht van Portugal wil uitbreiden. Uiteindelijk beslist koning Emanuel dat Vasco Da Gama via het oosten naar Indië moet varen.
De eerste reis
Voor deze expeditie worden twee schepen gebouwd, het vlaggenschip de São Gabriel en haar zusterschip São Rafael. Deze schepen waren de grootste schepen waarmee Portugezen hun reizen tot nu toe hadden gemaakt. Paulo da Gama, de broer van Vasco, voert het bevel over de São Rafael. Aan de vloot worden nog twee schepen toegevoegd waarvan één bevoorradingsschip en de Berrio. De totale bemanning van 170 man bestaat uit ervaren zeelieden en ex misdadigers.
Op 8 juli 1497 vertrekt de vloot uit Lissabon. Ze besluiten om bij Sierra Leone, vanwege westenwinden, een zuidwestelijke koers te varen naar open zee om zo in de richting van de Kaap te kunnen varen. Ze varen 93 dagen over zee zonder dat er vers voedsel ingeslagen kan worden. Door gebrek aan vitamine C krijgt de bemanning last van scheurbuik (later werden er in Brazilië handelsposten opgericht om schepen te bevoorraden en te repareren). Ze gaan voor anker in de Sint Helenabaai, ten noorden van Kaapstad. Van daaruit varen ze via kaap de goede hoop naar de oostkust van Afrika, onderweg laten ze het bevoorradingsschip achter. Rond kerstmis passeren ze daar land dat ze Natal noemen. Op 10 januari 1498 gaan ze In Mozambique voor anker omdat ze vers water nodig hebben. De bevolking is hier al gewend aan grote schepen en verwelkomt de bemanning. Ze kunnen hier voedsel en vers water inslaan.
Bron 24: Vasco da Gama voor vertrek naar India. Schilderij van Alfredo Roque (1864-1935) uit circa 1900. Uit de Biblioteca Nacional de Portugal.
Ze varen verder noordwaarts langs de kust. Onderweg leggen ze nog aan in een monding om te genezen van scheurbuik en reparaties aan de schepen uit te voeren. Op 2 maart komen ze bij een echte grote haven aan, Ilha de Mazacambique. In de haven liggen veel handelsschepen. Ze moeten de schepen daar veiligstellen tegen kapers. Na een kort oponthoud varen ze verder richting Mombasa. Ook hier worden ze niet vriendelijk ontvangen, er wordt zelfs een schip met goud en zilver gekaapt. Na een tocht van 4200 kilometer bereikten de Portugezen op 20 mei 1498 de kust van Indië op een afstand van tien kilometer van de havenstad Calicut. Dankzij een loods en de zuidwestmoesson verliep de overtocht voorspoedig. Da Gama eist van de Samorijn (hindoeïstische koning) dat zij de islamitische handelaren de toegang tot de stad moeten weigeren. In ruil hiervoor krijgt de Samorijn dan geschenken van de rijke Portugese koning. De Samorijn gaat hier niet op in. Op 29 augustus 1498 vertrekt Da Gama met zijn vloot, na een verblijf van 3 maanden, terug naar Portugal. Ze schaffen nog wat specerijen aan om mee naar huis te nemen. Door hevige tegenwind komt de vloot moeilijk van de kust van Indië weg. Na 132 dagen reizen komen ze met drie schepen aan in Malindi, een stad in de Keniaanse provincie van Afrika. Veel bemanningsleden zijn omgekomen door scheurbuik. Da Gama besluit daarom de São Rafael te verbranden en de resterende bemanning te verdelen over de twee schepen. Ze varen via kaap de goede Hoop naar een eilandengroep aan de westkust van Afrika, Kaapverdië. Door een storm raken de schepen elkaar kwijt. Het eerste schip bereikt Lissabon op 10 juli 1499. Da Gama komt pas aan in september. Slechts 60 van de 170 bemanningsleden overleven de reis. Ook de broer van Da Gama overleeft de reis niet.
Maak jouw eigen website met JouwWeb